Betonmortel
De specificaties van beton zijn omschreven in NEN-EN 206-1 aangevuld met NEN 8005 voor de specifieke Nederlandse situatie. Hierin staan sterkteklasse, consistentieklassen en milieuklassen. De sterkte- en milieuklassen zijn ontwerpcriteria die de prestaties in de gebruiksfase omschrijven. De consistentieklasse is een maat voor de verwerkbaarheid van de betonspecie in de uitvoeringsfase. Daarnaast kunnen specifieke eisen worden gesteld aan de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal en de klasse voor het gehalte aan chloriden. De belangrijkste specificaties die bij het bestellen van betonmortel moeten worden opgegeven zijn: sterkteklasse, milieuklasse, consistentieklasse, korrelgroep en chlorideklasse.
Sterkteklassen
De sterkte van beton wordt uitgedrukt in de sterkteklasse. De aanduiding van de sterkteklasse wordt voorafgegaan door de C (van Concrete), gevolgd door twee getallen waarmee de sterkte wordt aangeduid. De sterkte van het beton wordt bepaald door de constructeur en is gebaseerd op de 28-daagse druksterkte, uitgedrukt in N/mm². De reguliere sterkteklassen lopen van C12/15 t/m C100/115. Beton met Sterkteklasse C53/65 en hoger wordt hogesterktebeton ( HSB) genoemd. De sterkte van het beton waarmee in constructieberekeningen moet worden gerekend is een afgeleide van de sterkteklasse. Hoe deze zogenaamde rekenwaarde van de druksterkte bepaald wordt staat in de Voorschriften Beton Constructie (VBC 1995).
Milieuklassen
In de NEN-EN 206-1 zijn achttien milieuklassen gedefinieerd. Daarbij kan het zowel gaan om risico voor de wapening, bijvoorbeeld door chloridenindringing in zeewatermilieu of carbonatatie, als aantasting van het beton door bijvoorbeeld bevriezing of agressieve chemicaliën. Voor één bouwdeel kan sprake zijn van verschillende aantastingsmechanismen. Daarom kunnen voor één constructieonderdeel meerdere milieuklassen van toepassing zijn. De ontwerper moet in de projectspecificatie vastleggen welke milieuklasse(n) van toepassing zijn op de specifieke constructieonderdelen. Voor de ontwerper is de bepaling van de milieuklasse mede van belang voor het vaststellen van de vereiste betondekking en de toegestane scheurwijdte.
De milieuklasse levert bovendien de randvoorwaarden voor de betonsamenstelling. Deze randvoorwaarden betreffen onder meer de water-bindmiddelfactor, het minimum bindmiddelgehalte en eventueel het luchtgehalte.
Consistentieklassen
De consistentieklasse is een maat voor de verwerkbaarheid van betonmortel. De notatie van de klasse wordt voorafgegaan door een letter die de meetmethode aangeeft:
C (compaction test) voor verdichtingsmaat
S (slump) voor zetmaat
F (flowtable) voor schudmaat.
Voor de bepaling van de schudmaat wordt gebruikgemaakt van een verkorte kegel met een hoogte van 200mm die op de schudtafel wordt geplaatst en 15 maal wordt geschud. In NEN-EN 206-1 is de toepassing van zelfverdichtend beton (ZVB) (nog) niet voorzien. De verwerkbaarheid zal gekarakteriseerd moeten worden als zeer vloeibaar, ofwel F6 groter of gelijk aan 630mm. Hiervoor zijn CUR-Aanbeveling 93 en beoordelingsrichtlijn BRL 1801 van toepassing.
Stappenplan
Met het stappenplan milieuklassen zijn op een eenvoudige manier de verschillende milieuklassen van een bouwdeel te bepalen. Per bouwdeel moet eerst de situering worden bepaald. Daarna kiest u een kolom die u verder moet aanhouden. Dit stappenplan geldt alleen voor de gangbare constructies en niet voor bijzondere gevallen. Aan dit stappenplan kunnen dus ook geen rechten worden ontleend.
Meer informatie en normen: NEN-EN 206-1, Beton, deel 1; Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit (2001). NEN-EN 8005, Nederlandse invulling van NEN-EN 206-1, Beton – deel 1; Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit (2004). NEN 6720, TGB 1990 – Voorschriften Beton – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995).
Onderstaand treft u enkele links aan naar aanvullende informatie